Vogelvrije Roofvogels
Laten we er geen doekjes om winden: de huidige mode om zogenaamd de biodiversiteit te verhogen via massale boskap heeft dramatisch uitgepakt voor roofvogels broedend in bossen. (Rob Bijlsma, De Takkeling 28(3), 2020 249)
Gezien de vele problemen die bos bewonende roofvogels op dit moment te verstouwen krijgen, is het extra kwalijk dat terreinbeheerders daar habitatvernietiging bovenop hebben gezet. Want laten we er geen doekjes om winden: de huidige mode om zogenaamd de biodiversiteit te verhogen via massale boskap heeft dramatisch uitgepakt voor roofvogels broedend in bossen. Voor de goede orde: al die roofvogels zijn bij wet beschermd, jaarrond.
Dat Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Landschappen en particuliere boseigenaren zich gedragen alsof ze boven de wet staan, wordt ingegeven door het slimmigheidje dat de Gedragscode Bosbeheer (vroeger: Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer) daadwerkelijk bescherming biedt aan roofvogels (en een paar andere soorten; de overgrote meerderheid van de levende have wordt niet belangrijk genoeg gevonden om te beschermen). Deze mythe komt de bosbouwers en natuurboeren goed uit en houden ze graag in stand. Niet voor niets klonken er uit de bosbouwhoek weinig bezwaren bij een eerste evaluatie van de Gedragscode: ‘dankzij de gedragscode durft men het immers weer aan om tijdens de broedtijd boswerkzaamheden uit te voeren’ (Henkes 2005). Dat is de spijker op zijn kop: het gaat om houtproductie, of – in het geval van natuurbeheerders – om natuurproductie. In het eerste geval voldoet het aan de behoefte van de bosaannemer om zijn peperdure machine-park jaarrond te laten draaien. Zo niet, dan stijgen de kosten naar grote hoogte; harvester, uitrijcombinatie en twee man personeel tijdens de zomermaanden niet aan het werk, dan een strop van meer dan 100.000 euro (Henkes et al. 2004). En wat betreft de natuur- en bosbeheerder: die zien bos niet als natuur, zeker niet het bestaande bos. Dat kan – moet zelfs – zo snel mogelijk worden opgeruimd ten faveure van iets waarvan de beheerders vinden dat het veel beter is. Beide belangengroepen dekken zich juridisch via een gedragscode in tegen de gevolgen van wetsovertredingen (namelijk verstoring en vernieling van bij wet beschermde planten en dieren). En nog iets, niet onbelangrijk: die Gedragscode is virtueel.
Boswachters noch ingehuurde krachten zijn in staat de code in het veld effectief toe te passen. Hun kennis is ontoereikend, de tijd gespendeerd aan het vinden van roofvogelnesten (om van de rest maar te zwijgen) ruim onvoldoende. Het ergste is misschien nog wel: geen van die mensen komt echt in het terrein (of zelfs nooit, als ik afga op mijn waarnemingen), geen van die mensen heeft onderzoek gedaan, niemand weet wat er gaande is (en waarom), niemand is geïnteresseerd in wat de gevolgen zijn van de ingrepen. Sterker: voor beheerders staat de virtuele werkelijkheid gelijk aan de echte werkelijkheid. En ook frappant: niemand leest de literatuur, de desinteresse voor kennis is van kosmische omvang. Waar het op neerkomt: men doet maar wat, vandaag dit morgen dat (onder verwijzing naar een rapportje dat door een professionele externe rapportenbakker in elkaar is geflanst). Zijn de achtergronden en uitvoering van de Gedragscode al een lachertje het is bedroevend dat terreinbeheerders er ook nog eens alles aan doen om zelfs die mager opgetuigde idée fixe maximaal uit te kleden. In termen van broedende roofvogels is dat goed te zien aan het dédain dat beheerders ten toon spreiden voor roofvogelnesten die niet bezet zijn. In hun interpretatie van de gedragscode kunnen die bomen zonder problemen worden omgehakt. Idem voor nestbomen in de winter: er zit toch geen roofvogel op! Het geeft maar aan dat terreinbeheerders geen flauw benul hebben (of zelfs maar willen hebben) van de ecologie van roofvogels, noch zich daarover ooit via wetenschap hebben geïnformeerd.
Voor roofvogels is hun woonomgeving veel meer dan alleen dat ene nest waarop ze in de zomer voor nageslacht proberen te zorgen. De onbezette nesten in hetzelfde territorium zijn óók belangrijk, bijvoorbeeld als wisselhorst (mogelijk om de nadelige invloed van nestparasieten tegen te gaan), als plukplaats, als paringsplaats en als visuele indicatie dat het vak of de omgeving een geschikte broedplaats vertegenwoordigt (Homeyer 1864, Ontiveros et al. 2008, Jiménez-Franco et al. 2011, 2014, Saga & Selås 2012, McClaren et 2015, Santangeli et al. 2011).
Natuurbeschermers hebben zich ontpopt als succesvolle en ijverige roofvogelvervolgers en natuurvernielers.
Nederland heeft nauwelijks bos, alle reden om daar zorgvuldig mee om te gaan. De praktijk is echter het volstrekte tegendeel. De achteloosheid waarmee in Nederland met bestaand bos wordt omgegaan is schrikbarend.
Ondertussen heeft de poespas rond het vergroten van de biodiversiteit in de grote bossen van Nederland roofvogels sneller doen afnemen dan de verzamelde roofvogelvervolgers – met grote inzet en inventiviteit – in de afgelopen decennia hadden geprobeerd voor elkaar te krijgen. Wat hun niet lukte, krijgt een natuurbeheerder probleemloos voor elkaar.
De truc om roofvogels eronder te krijgen, zit hem in habitatvernietiging, op een zo groot mogelijke schaal. Dat werkt veel beter dan individuele roofvogels afschieten, vergiftigen of verstoren. Het is godgeklaagd dat natuur-beschermers zich hebben ontpopt als succesvolle en ijverige roofvogelvervolgers en natuurvernielers.
En dat verkopen met dooddoeners als natuurherstel, vergroting biodiversiteit, duurzame energie en topnatuur.
Door het ontbreken van kennis bij de terreinbeheerders komen nesten van roofvogels in het zicht te liggen van predatoren. Bekeken vanuit roofvogels en hun nesten is het van de gekke te veronderstellen dat een roofvogel wordt beschermd als zijn nest plus wat bomen eromheen worden gespaard bij een velling die het omringende (dekking en voedsel biedende) bos doet verdwijnen. Helemaal als dat over grote oppervlakten gebeurt, zoals in het geval van ideologische houtkap in natuurgebieden waar de beheerders bij het mikken op ‘robuuste natuur’ er geen been in zien de bestaande leefwereld bij herhaling grondig kapot te maken. Alsof je een huis tegen de grond slaat, maar de voordeur laat staan.
Habitatfragmentatie maakt de nestomgeving gevaarlijker
Het feit dat roofvogels zelf predatoren zijn maakt ze niet ongevoelig voor predatie. Integendeel, roofvogels zijn net zo goed voer voor rovers zoals muizen en zangvogels dat zijn. Intraguild-predatie is alomtegenwoordig en met de toename van roofvogels is het verschijnsel wijder verspreid dan ooit tevoren. Voor de goede orde: daar is niets mis mee, dat mensen wakker liggen van predatie is hún probleem, in de vrije natuur is het iets waar de levende have rekening mee houdt door oplettend te zijn, nesten in dekking te maken, zich gedeist te houden, of op te zouten. Er zijn honderd-en-een manieren om niet in de maag van een rover te belanden, net zo goed als rovers honderd-en-een manieren hebben om prooien te verschalken. Maar dat is iets anders dan via massieve boskap habitatfragmentatie bewerkstelligen en daarmee rovers in een kwijnend prooilandschap een handvat bieden voor efficiëntere roof (Hoy et al. 2017, Rebollo et al. 2017, Atuo & O’Connell 2018).
Want dat is wat de huidige ‘topnatuur’ aantoonbaar heeft opgeleverd: een veel gevaarlijker leefomgeving waarin de kans op predatie van nesten van roofvogels aanmerkelijk is toegenomen.
Sterker nog: ook predatie van oudervogels is verveelvoudigd. En dat is niet meer beperkt tot de kleine roofvogelsoorten die altijd al een onderdeel van het dieet van grotere roofvijanden uitmaakten (Tinbergen 1946, Lourenco et al. 2018). Predatie van volwassen Wespendieven en Buizerds, soorten in de gewichtsklasse van 700-1100 gram en dus normaliter buiten het prooispectrum van Haviken vallend, is schering en inslag geworden. Een opvallend verschijnsel daarbij: predatie van oudervogels en het leegroven van nesten van Wespendief en Buizerd vond plaats in die delen van de boswachterij waar grote gaten in de voorheen aaneengesloten bospercelen waren geslagen, niet op het Dieverzand waar grove den de hoofdboomsoort is en dientengevolge veel minder drastisch is huisgehouden in het bomenbestand.
Massieve boskap ontneemt roofvogels hun woongebied
De nestboomkeuze van roofvogels in mijn studiegebied valt grotendeels samen met exotische naaldbomen, in het bijzonder lariks, fijnspar, douglas en sitka, allemaal soorten die systematisch worden opgeruimd. En laten diezelfde roofvogels nu juist níet kiezen voor de ‘inheemse’ grove den, en al helemaal niet voor loofbomen. De ‘bosomvorming’ is funest voor roofvogels woonachtig in die gebieden.
Zie voor het hele onderzoeksrapport en cijfers “De Takkeling”